Extreme prijsstijgingen van bouwmaterialen verrekenen ondanks prijsvastbeding in aannemingsovereenkomst?

Extreme prijsstijgingen van bouwmaterialen verrekenen ondanks prijsvastbeding in aannemingsovereenkomst?

Extreme prijsstijgingen van bouwmaterialen verrekenen ondanks prijsvastbeding in aannemingsovereenkomst?

Kan een aannemer de huidige extreme prijsstijgingen voor bouwmaterialen zoals hout, koper en staal succesvol bij zijn opdrachtgever in rekening brengen? Welke mogelijkheden zijn er wanneer partijen in een aannemingsovereenkomst een prijsvastbeding zijn overeengekomen?

Wat is overeengekomen?

Uitgangspunt is wat partijen zijn overeengekomen in hun overeenkomst en wat in de toepasselijke algemene voorwaarden staat. Vaak wordt in aannemingsovereenkomsten gebruikt gemaakt van een ‘prijsvastbeding’. Dit betekent dat de aanneemsom niet mag worden verhoogd in het geval dat de aannemer wordt geconfronteerd met prijsstijgingen. Of zo’n beding standhoudt, hangt af van de formulering ervan.

Als partijen een eenvoudig en algemeen geformuleerd prijsvastbeding zijn overeengekomen, zijn er in geval van extreme prijsstijgingen soms nog steeds mogelijkheden om op grond van de wet (7:753 BW) of op grond van veelgebruikte algemene voorwaarden in de bouw (§ 47 UAV 2012) deze prijsverhogingen door te belasten aan de opdrachtgever als kostenverhogende omstandigheden.

Kostprijsverhogende omstandigheden

Deze kostenverhogende omstandigheden moeten wel dusdanig zijn dat bij totstandkoming van de overeenkomst geen rekening hoefde te worden gehouden met de kans dat deze omstandigheden zich zouden voordoen. Daarnaast is van belang dat de omstandigheden de aannemer niet kunnen worden toegerekend en dat deze (in het geval van § 47 UAV 2012) de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.

De huidige extreme prijsstijgingen voor bouwmaterialen zijn een direct gevolg van de corona pandemie. De vraag naar en productie van bouwmaterialen viel door corona snel terug. De laatste maanden zien we dat de vraag weer enorm toe neemt. De productie is echter nog niet terug op het oude niveau, waardoor de prijzen extreem hard stijgen.

Gezien deze omstandigheden en gezien de parallel met de uitkomsten van de geschillen na de extreme prijsstijgingen van staal medio 2003-2008, is de conclusie gerechtvaardigd dat aannemers geen rekening hoefden te houden met de huidige extreme prijsstijgingen en dat deze niet volledig aan de aannemer kunnen worden toegerekend, zodat deze mogelijk kunnen worden doorberekend aan de opdrachtgever op grond van 7:753 BW en/of § 47 UAV 2012.

Onvoorziene omstandigheden

Als partijen in het prijsvastbeding of in het bestek artikel 7:753 BW (en in geval van toepasselijkheid van de UAV 2012 § 47 UAV 2012) uitdrukkelijk uitsluiten, kan de aannemer geen beroep op die artikelen doen en geen prijsstijgingen doorberekenen. Voor de aannemer resteert dan alleen het vangnet van artikel 6:285 BW, dat dwingend recht is en niet weg gecontracteerd mag worden.

Artikel 6:258 BW geeft de aannemer de mogelijkheid om voor de rechter te vorderen dat de overeenkomst wordt gewijzigd omdat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Die omstandigheden moeten onvoorzien zijn én dusdanig zijn dat de opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In recente jurisprudentie is uitgemaakt dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid is.

Conclusie

De vraag voor wiens rekening extreme prijsstijgingen van bouwmaterialen komen is dus afhankelijk van de situatie en hetgeen partijen hebben opgenomen in hun overeenkomst. Maar zelfs wanneer een zogenaamd ‘prijsvastbeding’ is opgenomen, heeft de aannemer in zeer extreme gevallen, waar nu sprake van lijkt te zijn, alsnog mogelijkheden om de extreme prijsstijgingen door te berekenen.

Meer weten of hulp nodig bij het opstellen of beoordelen van overeenkomsten? Neem dan contact op met Dennis Beekhuijzen via +31 (0)85-013 43 12 of stuur een mail naar dennis.beekhuijzen@heronlegal.com.

More on this topic

Duurzaamheid en vastgoed

Duurzaamheid, iedereen heeft er mee te maken in zijn/haar directe omgeving. Denk bijvoorbeeld aan de elektrische fiets en de elektrische auto, groene stroom, HR-ketels, windmolens en dat er geen gratis plastic tasjes meer bij het boodschappen worden gedaan. Ook in vastgoedland wordt veel aandacht besteed aan verduurzaming, denk aan het energielabel, zonnepanelen en circulair bouwen. In dit artikel zal nader worden ingegaan op circulair bouwen.

Didam-arrest heeft terugwerkende kracht

In ons bericht van 3 december 2021 bespraken wij het Didam-arrest: de overheid moet bij verkoop van onroerende zaken gelijke kansen bieden. Dit betekent nagaan of er meerdere gegadigden zijn en openbaarheid in acht nemen met betrekking tot de selectieprocedure en selectiecriteria. De eerste uitspraken na het Didam-arrest maken langzaam duidelijk wanneer de overheid gelijke kansen biedt en wat de gevolgen zijn als zij dit niet doet. We bespreken hieronder twee recente uitspraken. Hieruit volgt dat de invulling van het gelijkheidsbeginsel ook geldt voor koopovereenkomsten gesloten vóór het Didam-arrest en ook geldt in geval van een voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad in de koopovereenkomst.

Bouwregelgeving op de schop: dit verandert er

Op 1 januari 2022 treden de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen (Wkb) en de Omgevingswet gelijktijdig in werking. Deze wetten zorgen voor ingrijpende wijzigingen op het gebied van vergunningverlening, handhaving en aansprakelijkheid. In dit artikel wordt ingegaan op de hoofdlijnen van dit nieuwe stelsel voor bouwtoezicht.

See all articles